Kermt 1830
The Past is Calling
Na een dag rust zetten de eerste, tweede en derde divisie zich op ,de zevende augustus weer in beweging.
Al kort na middernacht marcheert de eerste divisie in duisternis en regen in de richting van Diest. De twee brigades worden gedeeltelijk in Diest en gedeeltelijk in de omliggende plaatsen ondergebracht. Ook het algemeen hoofdkwartier wordt naar Diest overgeplaatst. De tweede divisie, die in deze omgeving de rustdag heeft doorgebracht, marcheert overeenkomstig de bevelen naar Sint Truiden. Er zijn nergens vijandelijke troepen te bespeuren en zo kan de plaats zonder slag of stoot worden genomen. Om verrassingen te voorkomen worden op de wegen en in de omgeving stellingen ingenomen.
De belangrijkste rol is op deze dag voor de derde divisie weggelegd. Generaal Meyer krijgt opdracht om met de infanterie naar de plaats Herk de Stad en de dorpen Schulen en Berbroek te marcheren. De cavalerie moet oprukken naar Kermt, Herckenrode en Stevoort en krijgt de order verkenningen te doen in de richting van Hasselt, Wimmertingen, Alken en Zonhoven . Deze verkenningen zijn noodzakelijk om, zoals de order luidt 'bepaalde inlichtingen van het korps van Daine te verkrijgen, en ook van bijzonder belang van den Generaal der infanterie Cort Heyligers, die wellicht reeds tot Zonhoven zal zijn opgerukt. Het hoofdkwartier steekt nu dus zijn voelhorens uit om het Maasleger van Daine te lokaliseren. Het merkwaardige feit doet zich zo voor, dat dit hoofdkwartier op de zevende augustus het Maasleger van Daine gaat zoeken tussen Hasselt en Tongeren, terwijl deze op de vijfde al op de Winterslagse heide was en daar op de zesde augustus in gevecht kwam met de divisie van Cort Heyligers.
Het Maasleger is nu via Hasselt op mars naar Diest, het moet dus tot een confrontatie komen. En zo stoot de voorhoede van Daine's troepenmacht even voorbij Kuringen. waar ze om ongeveer één uur zijn aangekomen, op een compagnie infanterie en twee eskadrons dragonders van de derde divisie, die hier op verkenning zijn In Kermt hebben deze Nederlandse troepen de eskadrons huzaren en de rijdende artillerie aangetroffen, die door Cort Heyligers zijn teruggestuurd. Deze mannen hebben ongeveer 24 uur op mars en in bivak doorgebracht zonder voedsel of fou rage. Niettemin nemen zij, na enige rust, deel aan verkenningen die in de richting van Herckenrode worden uitgevoerd. Ook zij stoten in de bossen van Herckenrode op Belgische eenheden , zodat zij evenals andere detachementen, die door de bossen in de richting van Kuringen zijn doorgedrongen, langzaam op Kermt moeten terugtrekken. Hierbij komt de rijdende artillerie, die door Cort Heyligers is teruggezonden, heel goed van pas om de opdringende Belgische troepen met 'blikken dozen te beschieten. Deze blikken dozen, die later kartetsen genoemd zullen worden, bestaan uit een groot aantal kleine kogels in een dun metalen omhulsel . Deze huls springt bij het kanonschot uit elkaar , waarna zich de kogels verspreiden.
De voorhoede van het Maasleger is numeriek duidelijk in het voordeel , ze bestaat uit twee bataljons infanterie, waartegenover de Nederlanders aanvankelijk alleen maar één compagnie kunnen stellen. De cavalerie trekt zich terug en zoekt bescherming achter de infanterie. Iedere infanterist kan dit begrijpen , zodat ze hun kennissen onder de terugtrekkende cavaleristen naar de reden hiervan vragen. 'Mais mon cher ce n'est pas (un terrain pour nous'), is het antwoord. Inderdaad, de cavalerie kan in deze bossen niets aanvangen. Gelukkig komt er spoedig wat versterking voor de infanterie: er wordt een bataljon te hulp gezonden. Maar, daar niemand aan een ernstig gevecht denkt, worden daar nog 250 man van achtergelaten om een kasteeltje te bezetten en om hier de soep vast klaar te maken. De infanterie moet, bestookt door artillerievuur en door de oprukkende Belgische bataljons terugtrekken. Op een gegeven moment wordt zelfs de cavalerie dringend verzocht om hulp te bieden. Maar ook deze cavalerieaanval wordt vlot door een Belgische tegenaanval gevolgd, waarna een verwoed gevecht van man tegen man volgt. Enkele uren later - het is dan vijf uur - komt een bataljon Friese schutters onder de persoonlijke leiding van de commandant van de tweede brigade, kolonel Stoecker, op het slagveld. In felle gevechten en met grote verliezen worden de Belgen langzaam in de richting van Kermt teruggedrongen. Dit handgemeen met bajonet, messen, kolven en af en toe geweerschoten, gaat tot in de duisternis door. De Belgen voeren versterkingen aan, zodat tegen negen uur door kolonel Stoecker ook het laatste reservebataljon waarover hij nog beschikt, in het gevecht moet worden gebracht. In de invallende duisternis dreigt de linkervleugel van zijn troepen door de Belgen omtrokken te worden, zodat hij naar Berbroek terug moet trekken. Hier maakt het duister een einde aan de strijd.
De Leidse Jagers hebben in dit gevecht een merkwaardige rol gespeeld. Dit korps staat op de weg tussen Kermt en Berbroek opgesteld, het geweer in de arm. Terwijl de overige Nederlandse troepen zich terugtrekken blijft het korps staan: de commandant heeft geen bevelen ontvangen en blijft dus waar hij is. Langzamerhand zijn alle troepen terug getrokken, zodat de Leidse studenten nu volkomen verlaten tussen de fronten staan in de stikdonkere nacht. Tenslotte komt er toch een marechaussee aanrijden die het verlossende bevel met zich meebrengt, waarna de studenten uiteindelijk dodelijk vermoeid op het kerkhof van dit plaatsje, in hun mantels gewikkeld, wat rust en slaap kunnen vinden. Het gevecht bij Kermt is gestopt. Het opvallende aspect van dit gevecht is wel de toevalligheid ervan. Het was van Nederlandse zijde beslist niet de bedoeling om het tot een gevecht te laten komen, dit blijkt ook wel uit het feit dat de Nederlandse bataljons als het ware lepelsgewijs aan het slagveld werden toegediend. Het Nederlandse leger was op deze dag op verkenning, het zocht het leger van Daine en het liep er min of meer onverwacht tegenop. Er is geen gevecht uit de Tiendaagse Veldtocht dat zo vaak en zo verschillend door Nederlanders en Belgen is besproken. Van beide zijden is de zaak natuurlijk met de nodige overdrijving voorgesteld , zodat het soms moeilijk wordt om de waarheid van de fantasie te onderscheiden. Zo krijgt men langzamerhand de indruk uit de bloemrijke verslagen, dat het hier om een veldslag van Napoleontisch niveau en omvang gaat. Het aantal slachtoffers aan Nederlandse zijde in de strijd bij Kermt was niet groot:22 doden, 126 gewonden en 35 vermisten, het aantal slachtoffers aan Belgische zijde staat niet met zekerheid vast. Als de avond is gevallen en de derde divisie zich heeft teruggetrokken, heerst er onder de vermoeide en hongerige officieren en manschappen niet bepaald een feeststemming. Men weet door een overmacht te zijn teruggeslagen en verwacht algemeen de volgende dag een verdere terugtocht van de Nederlandse troepen. In het algemeen hoofdkwartier is de stemming anders. Hier ziet men de zaak in de juiste proporties en wel als een voorpostengevecht dat toevallig vrij grote afmetingen heeft aangenomen. De opperbevelhebber denkt dan ook in het geheel niet aan een terugtocht, integendeel, het is de bedoeling om de volgende dag Kuringen te bezetten, het Maasleger te omsingelen, om de daaropvolgende dag Hasselt te overmeesteren.
Voor maandag 8 augustus heeft de Nederlandse opperbevelhebber grote plannen. Het ligt in de bedoeling om Hasselt van drie zijden te omvatten. Zo zal de reservedivisie van Cort Heyligers vanuit het noorden naderen, de derde divisie uit het westen, terwijl de tweede divisie van de hertog van Saksen-Weimar de wegen moet afsluiten die uit Hasselt naar Sint Truiden en Tongeren voeren . Zo zal door drie divisies Hasselt en daarmee het Maasleger in een grote tangbeweging worden genomen. Terugtrekken kan dit leger niet zo gemakkelijk, want in de rug heeft het Maastricht, dat in Nederlandse handen is, Het za| deze dag echter anders lopen dan men gedacht heeft. In de vroege morgen, omstreeks vier uur, marcheert de derde divisie opnieuw van Berbroek naar Kermt. Bij nadering van Kermt, over het slagveld van de vorige dag, blijkt tot veler verbazing, dat de meeste gesneuvelden door nijvere bewoners van de streek reeds naakt zijn uitgeschud! Maar degenen die vijftien jaar eerder bij Quatre-Bras vochten, zijn minder verbaasd: zij hebben toen precies hetzelfde meegemaakt.
De augustusdag is heet en tussen de dennenbossen hangt een benauwende lijkenlucht. Kermt kan nu zonder enige tegenstand worden bezet, de Belgische troepen blijken verdwenen te zijn Aan de andere zijde van het dorp gaat het bos over in bouwland. De Jagerskorpsen zwermen over deze vlakte uit in een lange keten, die dwars over het terrein Kuringen nadert om dit te omsingelen. Hier stoot men weer op Belgische troepen, die zich al vurend terugtrekken; Kuringen kan zodoende zonder veel moeite bezet worden. Om dit plaatsje te overmeesteren is de gehele divisie in actie gekomen. Later zal blijken, dat de totale tegenstand bestaan heeft uit een enkel bataljon Tirailleurs de la Meuse, dat maar 600 man sterk was. In plaats van snel en doortastend. op te treden hebben de Nederlanders zich wederorm laten verleiden tot de stelselmatige ontplooiing van een hele divisie. Dit kost een heleboel tijd. louter winst voor het Maasleger. dat op de terugtocht is. Zodra Daine op zeven augustus bemerkt dat zijn weg naar Diest is versperd. besluit hij om langs de enig overgebleven weg over Hasselt naar Tongeren terug te trekken. Nog op dezelfde avond geeft hij de bevelen voor deze terugtocht. Om vier uur in de ochtend moet de afmars aanvangen, maar door slechte organisatie en slechte discipline begint de ontruiming van Hasselt pas om half acht 's morgens. Gelukkig laat het Nederlandse opperbevel weer een cavalerieverkenning achterwege en bovendien weten de Tirailleurs de la Meuse de Nederlandse opmars aardig te vertragen.
Bij Hasselt nemen de Nederlanders (alweer voorzichtig) een stelling in. maar hier krijgt men toch in de gaten. dat het Maasleger nu volledig op de terugtocht is. Een poging van Daine om Hasselt nog door enkele detachementen en een paar kanonnen te verdedigen, wordt nu onmiddellijk de kop ingedrukt. Met donderend geweld jaagt de ruiterij onder bevel van generaal-majoor Boreel met een sectie rijdende artillerie over de keien van de nauwe straten van de stad naar de Tongerense poort. Door het gedreun breken talloze ruiten. Even buiten de stad op de weg naar Tongeren stuiten de ruiters al op de achterhoede van het Maasleger. Een paar kanonschoten in de dicht opeengedrongen troepenmassa veroorzaken een paniek, die zich snel door het gehele Maasleger verspreidt. Het eskadron kurassiers werpt zich nu op de marcherende Belgische infanterie. De paarden van de legervoertuigen en ambulances slaan op hol, kanonnen kantelen van de weg af in de sloot: de chaos is volkomen tenslotte weten de Belgen tegenmaatregelen te nemen. Ter hoogte van het plaatsje Kortessem worden enkele kanonnen geplaatst om hiermee het vuur van de rijdende Nederlandse artillerie te beantwoorden. Ook worden hier twee eskadrons kurassiers opgesteld om tegenweer te bieden. Boreel laat hierop het vuren staken, de achtervolging is geëindigd. Het Maasleger is voor de eerstvolgende dagen volledig uitgeschakeld, vele afdelingen lossen op, de manschappen verlaten het leger en trekken in een verwarde massa naar Luik. Een meevaller is nog, dat de hertog van Saksen-Weimar zijn orders voor deze dag veel te laat heeft ontvangen. Zijn tweede divisie komt hierdoor te laat om de straatweg naar Tongeren af te sluiten en zo glipt het Maasleger toch nog uit de fuik. De nog georganiseerde resten trekken tegen ongeveer zes uur in de avond Tongeren binnen. Hier wacht Daine een nieuwe tegenslag. In Tongeren hoopt hij namelijk kolonel Wuesten te treffen, die met ongeveer 3000 man voor Maastricht heeft gelegen. Maar Daine moet deze welkome versterking missen: Wuesten, een man zonder enige militaire kennis of begrip, is met ziíjn troepen al naar Luik doorgemarcheerd. Deze laatste ramp die Daine treft, gepaard met een mislukte aanslag op zijn leven door een van zijn onderofficieren en het volkomen gemis aan vertrouwen bij zijn stafofficieren, maakt een einde aan verdere pogingen tot tegenstand. Hij besluit verder terug te trekken tot Luik. Een groot deel van de troepen is daar al op weg, overigens zonder orders. De troepen van Wuesten, die nu weer van Luik naar Tongeren komen marcheren, zijn te laat om in de toestand nog enige verbetering te brengen, zodat ze maar weer naar Luik terugkeren.
Om ongeveer twee uur in de nacht van acht op negen augustus zijn de laatste vluchtelingen van het leger van Daine in de grootste verwarring in Luik gearriveerd. Velen zijn van mening door hun commandanten verraden te zijn een opvatting die geen steek houdt, want dan hadden deze commandanten rustig hun korpsen in Hasselt kunnen laten insluiten. Inmiddels zijn de beide Nederlandse prinsen met hun staf door de burgemeester en wethouders van Hasselt plechtig op het stadhuis ontvangen en wel in de zaal waar nog acht dagen te voren aan koning Leopold I hulde is gebracht. De grond van deze zelfde zaal was toen, volgens de Belgische couranten doorweekt van de vreugdetranen van de bewoners van de stad, maar deze zijn nu, zo meldt een ooggetuige, weer tamelijk wel opgedroogd.
Naar Hasselt terugkerend, voeren de huzaren een aantal gevangenen met zich mede, volgens de opgave 380 manschappen en zeven officieren. Bovendien wordt een groot deel van de weggeworpen uitrusting van het Maasleger buitgemaakt. In totaal verloor het Maasleger in Hasselt ongeveer 700 man tegen zeer geringe Nederlandse verliezen. Op het slagveld even buiten Hasselt liggen verlaten vuurmonden, vijf kanonnen, ambulancewagens, patroontassen, kledingstukken en wat dies meer zij, in een verwarde massa dooreen. Spoedig wordt een hele trein veroverd materiaal in Hasselt binnengebracht.
Voor het stadhuis liggen stapels militair materiaal: ransels, sjako's, maar ook schoenen ondergoed en dergelijke. Vele soldaten ruilen hier hun uitrusting voor de vaak betere Belgische goederen. Zo zijn de Belgische ransels kleiner en handiger dan de Nederlandse. Hier kunnen tenslotte de Leidse studenten hun opvallend witte ledergoed tegen zwart omwisselen. Later wordt een groot deel van de buit naar Maastricht overgebracht, terwijl de gevangenen naar
's-Hertogenbosch worden gevoerd.
Het staken van de vervolging van het gedesorganiseerde Maasleger heeft heel wat pennen in beweging gebracht. Sommige auteurs wrijven hierbij de prins van Oranje politieke oogmerken aan. Hij zou namelijk hebben gehoopt toch nog een kans op de Belgische troon te hebben en hij wilde de gemoederen van het Belgische volk niet al te zeer verbitteren door het Maasleger volledig te vernietigen. Deze verdachtmakingen komen niet alleen van Belgische zijde. Ook Hollandse tijdgenoten, zoals generaal Knoop en professor Bosscha, zijn geneigd om aan het bevel tot staken van de achtervolging een politiek tintje te geven. Waarschijnlijk is dit allemaal toch onjuist: de politieke gaven van Oranje zijn nimmer overduidelijk gebleken, zodat het ongerijmd is om hem nu ineens zo'n geniale gedachte toe te schrijven. Bij Hasselt was, evenals in de hele veldtocht, het 'esprit du moment' - de geniale ingeving - (kortom Napoleontische eigenschappen, waarnaar iedere veldheer in de 19de eeuw haakte) weer volledig afwezig. Aangezien Hasselt nu het hoofdkwartier als een rijpe vrucht in de schoot is gerold, vallen alle plannen voor de negende augustus in duigen. Voor die dag is de beslissende veldslag rond Hasselt gepland.
Maar de gebeurtenissen hebben nu zo’n snelle loop genomen, dat op korte termijn een wijziging in de plannen nood zakelijk is. Nog in de nacht van de achtste op de negende augustus blijkt, dat ook Tongeren door de Belgische troepen verlaten is. De energieke generaal Dibbetz, die het Nederlandse garnizoen van Maastricht onder zijn commando heeft, krijgt die nacht een verzoek van het hoofdkwartier om op negen augustus een uitval naar Tongeren te doen. De man reageert op het bevel met een voor velen verrassende snelheid: hij doet de uitval nog dezelfde nacht . Zo staat hij om drie uur in het duister voor de poorten van de stad. Dan blijkt dat Tongeren verlaten is. Het is nu wel duidelijk, dat het Maasleger zeker voor enkele dagen van de kaart is. De enige tegenvaller bij dit alles is slechts, dat de bevolking blijkbaar niet de minste aanstalten maakt om tegen het nieuwe Belgische bestuur in opstand te komen. Het luchtkasteel van een herstel van de aloude dynastie over België en Nederland vervaagt: op politieke hulp valt niet te rekenen. Het is daarom des te dringender nood zakelijk om alle aandacht aan het Scheldeleger en aan Brussel te besteden: door de wijziging van het veldtochtplan, waardoor aan een aanval op het Maasleger prioriteit werd gegeven, is al genoeg tijd verloren gegaan. Zelfs in een tijd als deze, met zijn slechte communicatiemogelijkheden, is het niet te verwachten dat de grote mogendheden alleen als toeschouwers zullen blijven fungeren. Ongelukkig genoeg blijkt het hoofdkwartier nog meer Napoleontische eigenschappen te missen. Het vermogen om zich soepel en snel aan de nieuwe omstandigheden aan te passen ontbreekt: de negende augustus gaat geheel verloren, het wordt een overbodige rustdag. Zo zijn op deze dag de beide prinsen naar de reservedivisie getogen, die op de St. Quintusheide een wat verlate militaire oefening houdt. In ieder geval hebben hun stafofficieren nu ruimschoots de tijd om aan de plannen tot vernietiging van het Scheldeleger te werken.